Page 6 of 9

Dutch: ‘gooi het kind niet met het badwater weg’

Dr. mr. Christiaan Vinkers, associate professor, Psychiatrie, Amsterdam UMC [VUmc] en psychiater GGZ inGeest. Met drie studies achter de rug en drie huidige functies is Christiaan Vinkers een multitalent. De combinatie van verschillende activiteiten maakt hem een betere wetenschapper, meent Christiaan.

Als je terugkijkt op je carrière tot nu toe, vind je dan dat je het gebaande pad hebt bewandeld?
Ik heb een wat alternatieve route gekozen. Ik begon met farmacie, toen ben ik parallel daaraan rechten gaan studeren en daarna heb ik SUMMA gedaan, de vierjarige geneeskundeopleiding voor zij-instromers in Utrecht. Tegelijk ben ik gepromoveerd. Daarna ben ik, toen ik 29 jaar was, in opleiding gegaan tot psychiater. Naast mijn studies heb ik altijd onderzoek gedaan, ook tijdens en na mijn opleiding tot psychiater. Voor een praktiserend arts die is het wel een grote uitdaging om voldoende tijd te vinden voor onderzoek. Dat zie je bijvoorbeeld in De Jonge Akademie, waar klinisch werkzame artsen echt een zeldzame verschijning zijn.

Ben je tevreden met de plek die je nu hebt?
Zeker. Op dit moment werk ik in het Amsterdam UMC, zowel bij Psychiatrie als bij Neurowetenschappen. Ook werk ik bij GGZ inGeest als psychiater op de polikliniek angst en depressie. Daar ben ik heel blij mee. De combinatie van onderzoek naar stress en veerkracht met mijn werk als psychiater is zeer inspirerend.

Omdat ik als onderzoeker bovendien op twee verschillende afdelingen ben aangesteld, kan ik profiteren van verschillende en elkaar aanvullende kennis en expertise. Dat maakt mij als wetenschapper breder dan ik anders zou kunnen zijn, en het stelt me in staat om verbindingen te leggen. Ik ben ook blij dat ik in Amsterdam veel vrijheid krijg om het belang van wetenschappelijk onderzoek in de psychiatrie te delen met een breder publiek.

Welke mensen in je professionele omgeving zijn belangrijk geweest en waarom?
Veel verschillende begeleiders hebben mij geholpen en gesteund. Door vertrouwen te stellen in mij als wetenschapper, door mij de kans te bieden over traditionele grenzen heen te kijken en door te zorgen dat ik meer dan ooit plezier heb in mijn werk als wetenschapper en psychiater.

Wat zijn voor jou essentiële eigenschappen die in het huidige systeem onvoldoende aandacht krijgen?
In het oude beoordelingssysteem lag er te veel nadruk op publicaties en binnengehaalde subsidies. Daarom is het goed dat we daar kritisch naar kijken. Waar het oude systeem soms de mist in ging is dat het een wetenschapper reduceerde tot een serie getallen zonder context. Er was bijvoorbeeld geen ruimte voor wetenschappers die veel samenwerken. Dat zou echt meer gewaardeerd kunnen worden, net als wetenschapscommunicatie en outreach. Ook wetenschappers die echt vernieuwend onderzoek doen passen soms niet in oude paradigma’s, bijvoorbeeld doordat ze over de grenzen van disciplines heen kijken, of met radicaal nieuwe ideeën komen.

Dat betekent niet dat het beoordelen van publicaties of wervend vermogen niet meer zou moeten kunnen of mogen. Natuurlijk zeggen zowel publicaties als geld iets, al is het maar een deel van het verhaal. Financieringsaanvragen dwingen je om ideeën scherp op te schrijven, geld geeft vrijheid om risicovol onderzoek te doen. Het risico als je ‘oude’ indicatoren verbiedt, is dat je het kind met het badwater weggooit. Wat mij betreft is het nodig dat we de criteria verbreden en meer in context plaatsen van de persoon en zijn/haar verhaal. Kwantitatieve maten verbieden lijkt mij te schuren met ruimte voor iemands eigen narratief. Bovendien, hoe weet je dan waar je een goede wetenschapper op moet beoordelen? Het moet toch niet gaan over iemands beheersing van de Nederlandse taal en gevoel voor een aansprekend verhaal? Zet tien narratieven naast elkaar – het lijkt me lastig die te ordenen. Kies dus niet of-of, maar doe en-en.

Als je de kwantitatieve maten verbiedt, zet je bovendien de deur open voor willekeur en gebrekkige transparantie, dat risico zie ik ook. Het wordt steeds duidelijker dat we in de academische wereld vragen om een schaap met vijf poten, maar dat geeft wetenschappers zoveel druk dat zij eraan onderdoor dreigen te gaan. Je kunt niet van iemand verwachten dat hij/zij veel geld binnenhaalt, in de media is, actief in wetenschappelijke verbanden, én verbindend. Narratief geeft ruimte aan uitleg, aan keuzes die een wetenschapper heeft gemaakt. Maar publicaties in context zeggen wel degelijk iets over een wetenschapper. Artikelen in Cell, Science of Nature zijn niet per se beter, maar het is wel een prestatie op zich om in die bladen te komen. Op het belang van de impactfactor valt genoeg af te dingen. T

‘een hoge impactfactor is niet hetzelfde als innovatief zijn, maar je mag er zeker trots op zijn.’

oen wij recent vele duizenden gerandomiseerd trials onderzochten, zagen wij dat gemiddeld genomen de methodologische kwaliteit hoger was als het gepubliceerd werd in tijdschriften met een hogere impactfactor. Een hoge impactfactor is niet hetzelfde als innovatief zijn, maar je mag er ook trots op zijn. Dus geef de onderzoekers die dat lukt ook erkenning daarvoor. Het is zeker niet: hoe meer, hoe beter, het gaat veel meer over de lijn van onderzoek en de verbinding tussen je publicaties.

Voel je je gewaardeerd in je werk? En wat draagt daaraan bij?
Ja. Ik heb gemerkt dat waardering voorwat je doet vanuit intrinsieke motivatie enorm belangrijk is. Naast intrinsieke drive is het ook belangrijk om waardering van anderen te krijgen. Als je vakgenoten zeggen: ‘goed gedaan’, is dat toch heel fijn. De waardering kreeg je eerder te vaak alleen als je hoog publiceerde of geld binnenhaalde, maar waardering kan en moet ook komen voor een mooie lezing, contact met patiënten, een nieuwe samenwerking, of inspanningen om wetenschap betrouwbaarder te maken. Teamwetenschap is ongelofelijk belangrijk, maar dat wil niet zeggen dat individuele wetenschappers geen aandacht of waardering nodig hebben, integendeel.

Dit interview maakt onderdeel uit van de De Jonge Akademie publicatie ‘Goed voorbeeld doet goed volgen – het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie’. Het interview is met toestemming doorgeplaatst. De hele publicatie is te downloaden op de website van KNAW.

Dutch: ‘laat weten waar jouw passie ligt’

Dr. Erik van Sebille, Universitair hoofddocent, oceanografie en klimaatverandering, Universiteit Utrecht. Erik van Sebille is een geëngageerde wetenschapper en besteedt veel tijd aan mediaoptredens. Hij ondervond daarvoor waardering en het leverde hem een interessante academische positie op.

Als je terugkijkt op je carrière tot nu toe, vind je dan dat je het gebaande pad hebt bewandeld?
Mijn route was redelijk standaard. Na mijn studie natuurkunde, meteorologie en fysische oceanografie ben ik aio geweest in Utrecht, daarna heb als postdoc in zowel Miami als Sydney gewerkt. In Sydney kreeg ik ook een fellowship, vergelijkbaar met de Veni in Nederland. Daarna ben ik lecturer geworden aan het Grantham Research Institute in London. Ik had daar best langer willen blijven, maar toen kwam Brexit, en ben ik met een ERC starting grant weer naar de Universiteit Utrecht gegaan. Daar werk ik nu als UHD.

Ondanks deze standaardroute zijn de aspecten waar ik op gewaardeerd word en waar ik op gewaardeerd wíl worden, niet per se standaard. Sinds mijn postdoctijd heb ik heel veel aan public outreach gedaan. Hierbij moet je denken aan het opzetten van een interactieve website die gebruikt kan worden door scholen en interviews voor kranten en nationale en internationale nieuwszenders. Ook heb ik voor een VPRO-documentaire een week lang op een eiland gezeten in de Stille Oceaan. Tijdens mijn tijd als postdoc in Sydney werd ik regelmatig gevraagd om als expert mee te denken over de vraag waar het vermiste Malaysian Airlines vliegtuig MH370 zich zou kunnen bevinden in de Indische Oceaan. Dit alles kostte mij veel tijd. Er waren weken dat ik alleen maar met public outreach bezig was en dus niet toekwam aan het schrijven van papers.

Gelukkig steunde mijn leidinggevende in Sydney deze media-optredens, dat was heel fijn. Ik kreeg wekelijks een bericht van hem, maar ook van de decaan van de faculteit, waarin stond dat ze het goed vonden dat ik zo zichtbaar was in de media. Dus in die zin voelde het niet als kiezen. Wat ik op dat moment deed − public outreach − werd gezien als wezenlijk onderdeel van mijn werk als postdoc. Sterker nog, de positie die ik nadien kreeg in London heb ik voor een groot deel te danken aan het profiel dat ik met mijn public outreach had opgebouwd.

Ben je tevreden met de plek die je nu hebt?
Ik ben heel tevreden met de plek waar ik nu zit. Ik ben weer terug bij het instituut waar ik ook begonnen ben. Dat was altijd al mijn doel, ook omdat mijn privéleven zich voor een groot deel in Utrecht afspeelt. Bij de Universiteit Utrecht maak ik me sterk voor het beter erkennen en waarderen van publieke participatie in wetenschap. Zo ben ik een van de aanjagers van de open-sciencebeweging in Utrecht en denk ik op beleidsniveau mee over de positie en taak van de universiteit in de samenleving. Hoe zorgen we er als wetenschappers voor dat we onze license to operate die we van de samenleving hebben gekregen behouden, en hoe kunnen we als universiteit andersdenkenden samenbrengen en discussie faciliteren?

Welke mensen in je professionele omgeving zijn belangrijk geweest en waarom?
Gedurende mijn carrière heb ik geluk gehad met heel fijne begeleiders. Zij hebben mij bijvoorbeeld het ambacht geleerd van goede artikelen schrijven. En mijn begeleider in Sydney destijds zorgde ervoor dat ik mij verder kon bekwamen in public outreach. Dat wilde ik vanaf mijn bachelorfase al doen, dus ik ben heel blij met de kansen die ik onder zijn supervisie heb gehad. Veel mediaoptredens waar hij bijvoorbeeld geen tijd voor had, schoof hij door naar mij.

Mijn advies aan jonge wetenschappers zou zijn: laat weten waar jouw passie ligt. Wil je meer aan public outreach of leidinggeven doen in je loopbaan, deel het met je begeleider, zodat jullie samen kunnen kijken hoe deze ambitie vorm te geven. En begin klein, bijvoorbeeld met presentaties op middelbare scholen. Als je je verhaal aan een veertienjarige kunt uitleggen, kun je het ook aan een journalist of aan een groot publiek vertellen. Naast het hebben van goede mensen om je heen, is het denk ik ook wel van belang om een beetje eigenwijs te zijn. Zelf ben ik dat ook, ik ga mijn eigen gang. Ook al zou mijn instituut mijn publieke optredens minder waarderen, ik blijf ze toch doen, omdat ik dat als persoon en als wetenschapper, belangrijk vind.

Wat zijn voor jou essentiële eigenschappen die in het huidige systeem
onvoldoende aandacht krijgen?

In het algemeen denk ik dat er te weinig gecoacht wordt, door mensen van buiten je eigen netwerk, mensen die verder van je af staan. Dat je met iemand kunt sparren over inhoudelijke en strategische keuzes in je loopbaan. Ik zou bijvoorbeeld wel eens bij iemand strategisch advies willen inwinnen over hoe mijn loopbaan voort te zetten. Wat zijn nu goede keuzes om te maken? Welke activiteiten stop ik, zodat ik tijd vrijmaak om nieuwe projecten te beginnen?

‘het helpt om goede mensen om je heen te hebben, maar je moet ook een beetje eigenwijs zijn.’

Daarnaast vind ik veel promotietrajecten in Nederland niet voldoende. Ze zijn vooral gefocust op inhoud, en minder op het leren van soft skills zoals presenteren, leidinggeven, netwerken. Voor deze soft skills moet naar mijn mening meer aandacht komen, omdat je daar buiten de wetenschap ook iets aan hebt. Tenslotte zal maar een klein percentage van onze promovendi in de wetenschap blijven.

Voel je je gewaardeerd in je werk? En wat draagt daaraan bij?
Ik voel me heel erg gewaardeerd in mijn werk, zowel nationaal als internationaal. Ik heb in dat opzicht ook echt geluk gehad. Op een gegeven moment ben ik mij bijvoorbeeld gaan focussen op plastic afval in oceanen. Dat was in een tijd waarin dit onderwerp nog niet hoog op de agenda stond. Sommigen zeiden: wat jammer van je talent, zou je dat nu wel doen? Maar mijn begeleider in Sydney vond het een fantastisch onderwerp en steunde me. Inmiddels staat ‘plastic soep’ wél hoog op de wetenschappelijke en politieke agenda. Ik ben dus blij met mijn keuze van destijds.

Welke agendapunten op het gebied van erkennen en waarderen verdienen wat jou betreft prioriteit?
Vanuit mijn passie voor publiek engagement vind ik dat we moeten blijven focussen op een echt open systeem, waarin we wetenschap met en voor de samenleving doen. Daarnaast vind ik de discussie over het nieuwe erkennen en waarderen superbelangrijk. Een pijnpunt dat ik zie, is de internationale dimensie hiervan. Want als we in Nederland een heel nieuw systeem opzetten, wat betekent dit voor de wetenschapper die zijn of haar carrière in Amerika wil vervolgen, waar wellicht andere criteria gelden? Het lijkt me daarom wel goed om onze discussies over erkennen en waarderen in een internationale context te bezien, en maatwerk te kunnen leveren.

Dit interview maakt onderdeel uit van de De Jonge Akademie publicatie ‘Goed voorbeeld doet goed volgen – het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie’. Het interview is met toestemming doorgeplaatst. De hele publicatie is te downloaden op de website van KNAW.

Dutch: ‘waarom kunnen we geen verschillende soorten hoogleraren hebben?’

Dr. Simone van der Burg, senioronderzoeker ethiek, Wageningen University & Research. Simone van der Burg liep er in haar positie bij een UMC tegenaan dat de eisen die aan haar werk werden gesteld waren ontleend aan de medische wetenschap en niet pasten bij haar eigen vakgebied. In een nieuwe functie wordt ze beter op waarde geschat.

Als je terugkijkt op je carrière tot nu toe, vind je dan dat je het gebaande pad hebt bewandeld?
Ik denk het niet. Al vroeg in mijn carrière, nog voor mijn promotie, kwam ik erachter dat ik moest kiezen tussen ‘publieksfilosofie’ en meer ‘academische filosofie’, hoewel ik het er eigenlijk niet mee eens ben dat dit onderscheid wordt gemaakt. Ik heb me altijd sterk ingezet voor publieksfilosofie, vooral aan het begin van mijn loopbaan. Zo heb ik meegewerkt aan een educatieve televisieserie, heb ik de Nacht van de Filosofie mede opgezet, was ik actief in filosofische cafés en publiceerde ik veel in kranten en in Filosofie Magazine. Ik deed dat omdat ik het belangrijk vind om met elkaar in gesprek te gaan, om de tijdgeest te kunnen duiden. Maar ik merkte dat deze publieksgerichte activiteiten niet meetelden aan de universiteit. Daar ging het om onderzoeksgeld binnenhalen en publiceren in internationale tijdschriften. Om die reden heb ik er later voor gekozen om minder aandacht te besteden aan publieksfilosofie. Vervolgens heb ik als postdoc eigenlijk alles gedaan wat men verwacht.

Toen kwam de financiële crisis en werden bij de universiteit waar ik toen werkte alle tijdelijke aanstellingen niet verlengd. Wel kon ik als senioronderzoeker terecht bij een universitair medisch centrum. Ook daar had ik al vrij snel projecten binnengehaald, maar ik liep als alfaonderzoeker aan tegen hun ‘one-size fits all’ eisenpakket. Voor een alfa is een impactscore van 2.5 bijvoorbeeld al vrij hoog, terwijl medische wetenschappers een impactscore van 5 erg laag vinden. Ik ben daarin meegegaan en richtte me op een ander type tijdschriften, met een hogere impactfactor.

Toch ging dit op een gegeven moment wringen. Mijn oorspronkelijke vakgebied raakte ik kwijt. Succesvolle acquisitie en grote sommen aan onderzoeksgeld binnenhalen was ook van belang in die medische omgeving. Waar het voor medische wetenschappers best gebruikelijk is om een miljoen aan te vragen in verband met apparatuur die je nodig hebt, is een of twee ton voor een alfawetenschapper heel normaal. Daarnaast wist ik aanvankelijk ook niet goed hoe het systeem werkt. Ik wist bijvoorbeeld niet dat jouw naam ook echt als projectleider genoteerd moet staan om ‘punten’ te scoren, en dat het een heel competitief spel is. Ik werd hierin niet begeleid, integendeel. Voor mij was het dus moeilijk om aan de formele succescriteria te voldoen, ook al deed ik mijn werk heel goed en werd dit ook door verschillende mensen erkend. Uiteindelijk ben ik dan ook geen hoofdonderzoeker geworden en wilde ik graag vertrekken van deze werkplek, ook om andere redenen.

Ben je tevreden met de plek die je nu hebt?
Waar ik bij mijn vorige werkplek altijd het idee had dat ik slechts getolereerd werd om mijn middelmatige prestaties, werd op mijn nieuwe werkplek erkend dat ik het volgens de normen van mijn eigen vakgebied goed doe. Dat voelde fijn. Ook kreeg ik snel een vast contract. Dat was prettig en gaf vertrouwen. Wat ik ook heel fijn vind aan mijn huidige werkplek is dat verschillende soorten publicaties meetellen. Dus niet alleen de internationale, maar ook Nederlandstalige. Ook wordt er goed samengewerkt, iets wat ik belangrijk vind in de wetenschap, want je bouwt toch samen kennis en een gedachtegoed op. In mijn vorige baan was samenwerken lastig; de competitieve sfeer had de overhand. Wat ik minder aantrekkelijk vind in mijn huidige baan, is dat de functie van senioronderzoeker het hoogst haalbare is. Ik kan hier geen hoogleraar worden.

Nu is dat is ook niet mijn voornaamste drijfveer in de wetenschap, ik wil vooral goed onderzoek kunnen doen. Maar het heeft me wel aan het denken gezet. Waarom zouden we niet een model kunnen creëren met verschillende soorten hoogleraren? Sommige meer academisch gericht, andere meer op maatschappelijke vraagstukken? Welke mensen in je professionele omgeving zijn belangrijk geweest en waarom?

Tijdens mijn periode als postdoc had ik een collega die het sterk stimuleerde dat je als onderzoekers samen verder komt met bepaalde ideeën. Dat vond ik heel inspirerend en ik probeer dat in mijn huidige baan nu zelf ook toe te passen. Voor de rest heb ik het idee dat ik vooral een ‘overlever’ ben, en dat ik op eigen kracht zorg dat ik er kom. Omdat ik zelf door schade en schande wijs ben geworden, zou ik het goed vinden als UD’s en UHD’s meteen bij aanvang van hun aanstelling een mentor krijgen, die hen wegwijs kan maken en kan adviseren. Die mentor moet onafhankelijk zijn, dus niet de leidinggevende die mogelijk botsende belangen heeft.

Wat zijn voor jou essentiële eigenschappen die in het huidige systeem
onvoldoende aandacht krijgen?

Kunnen samenwerken om de wetenschap vooruit te helpen vind ik als gezegd belangrijk. Het huidige systeem staat samenwerken in de weg, omdat iedereen graag de eer naar zich toe wil trekken. Mensen die goed kunnen luisteren, of die anderen met elkaar in contact brengen, worden ook niet altijd gezien. En sociale impact blijft soms verborgen. Als ik bijvoorbeel een workshop organiseer waar allerlei stakeholders elkaar ontmoeten en leren over ethische aspecten van een nieuwe technologie, kan dit heel veel maatschappelijke impact hebben. Maar dit type werk is een beetje onzichtbaar, het wordt niet echt meegenomen in de huidige beoordelingssystemen.

‘ik zou het goed vinden als ud’s en uhd’s meteen bij aanvang van hun aanstelling een mentor krijgen, die hen wegwijs kan maken en kan adviseren.’

Ook vind ik dat boeken schrijven mee moet tellen, in plaats van alleen artikelen in internationale tijdschriften. Iemand als Hans Achterhuis, die én boeken schrijft, én stukken voor de krant, maar ook wetenschappelijke artikelen, die vind ik inspirerend. Doordat het systeem alleen maar gericht is op internationale tijdschriften gaat er mijns inziens veel expertise verloren die zou kunnen helpen om actuele vraagstukken in onze samenleving te analyseren.

Welke agendapunten op het gebied van erkennen en waarderen verdienen wat jou betreft prioriteit?
Waar ik in ieder geval voor zou willen pleiten is minder autoriteit voor een hoogleraar. Ik heb zelf ervaren dat het je erg kan tegenwerken als je het niet zo goed kunt vinden met een hoogleraar waarvan je afhankelijk bent. En als UD en UHD doe je in principe al alles zelf, dus waarom zou jij bijvoorbeeld geen promotierecht hebben? Daarnaast heeft voor mij een hervorming van het systeem waarmee onderzoeksgeld wordt verdeeld prioriteit. Ik heb onlangs het schrijven van een onderzoeksvoorstel door een internationaal consortium gecoördineerd. Samen met iemand anders was ik in de laatste fase echt een 24-uurs schrijfdienst. Stel dat veertig consortia dat zo doen, en slechts één consortium wordt beloond. Dat is echt verspilde moeite en kost ook enorm veel geld, dat ook aan onderzoek kan worden besteed. Dus ik zou willen pleiten voor een systeem waarin onderzoeksgeld via diverse kanalen wordt verspreid en minder investering vooraf vergt. Wel moet er iets van competitie in blijven, dat stimuleert mensen om het beste uit henzelf en het project te halen. Maar nu slaat het door.

Dit interview maakt onderdeel uit van de De Jonge Akademie publicatie ‘Goed voorbeeld doet goed volgen – het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie’. Het interview is met toestemming doorgeplaatst. De hele publicatie is te downloaden op de website van KNAW.

Dutch: ‘ik voel minder bewijsdrang, en meer blijheid’

Dr. Geert Schenk, assistant professor, Anatomie en Neurowetenschappen, Amsterdam UMC [VUmc]. Geert Schenk vond het lastig om onderwijs en onderzoek te combineren. Zijn leidinggevende zag dat en bood hem een onderwijspositie. Geert is sindsdien beter geworden in onderwijs én onderzoek.

Als je terugkijkt op je carrière tot nu toe, vind je dan dat je het gebaande pad hebt bewandeld?
Ik zou zeggen dat ik een alternatieve route heb gevolgd, hoewel ik wel begonnen ben op het traditionele pad. Na mijn promotie heb ik in totaal zeven jaar als postdoc gewerkt. Drie jaar bij één universiteit, toen naar een andere universiteit voor een eenjarige postdocperiode. Die aanstelling kon alleen verlengd worden als ik zelf financiering binnenhaalde. Dat is niet gelukt. Toen ben ik naar een andere afdeling gegaan, waar ik vervolgens ook drie jaar als postdoc heb gewerkt.

Op die laatste plek ben ik veel met onderwijs in aanraking gekomen en ik merkte dat ik dat heel leuk vond om te doen. Ik trok onderwijstaken zoals coördinatorschappen naar me toe. Maar ik vond het heel lastig om onderzoek en onderwijs te combineren. Toen kwam de vraag van mijn afdelingshoofd of ik niet liever meer focus op het onderwijs wilde leggen, om me in die richting te specialiseren. Ik kon dan een positie krijgen als staflid. Daar heb ik best even over na moeten denken. Als je voor onderwijs kiest, doe je dan niet een stapje terug? Dat wilde ik eigenlijk niet. Ik zag mezelf als onderzoeker en niet als onderwijzer. Uiteindelijk heb ik toch ja gezegd. Daarmee verliet ik het reguliere academische pad om carrière te maken in het onderwijs. Dat is een goede beslissing geweest.

Ben je tevreden met de plek die je nu hebt?
Enorm. Ik vind het heel erg leuk wat ik doe en wil daarin graag excelleren. Ik pak alle kansen die ik krijg. Ondertussen heb ik een basiskwalificatie en een seniorkwalificatie voor het onderwijs gehaald. Naast het geven en coördineren van onderwijs ben ik ook meer gaan ‘uitzoomen’. Ik kijk bijvoorbeeld kritisch naar het curriculum als geheel. Tegelijkertijd kan ik ook nog onderzoek doen; mijn aanstelling betreft voor zestig procent onderwijs en voor veertig procent onderzoek. Ik word niet afgerekend op het onderzoek, dus ik kan kiezen welk onderwerp ik het leukste vind, met wie ik het liefste samenwerk etc. Hierdoor heb ik altijd zin om aan mijn onderzoek te werken. Het mes snijdt dus aan twee kanten: ik word zowel beter in onderwijs als in onderzoek.

Als ik nu terugdenk aan mijn tijd als postdoc, besef ik dat ik altijd een enorme druk voelde om te presteren als onderzoeker. Nu heb ik ook druk, en misschien niet eens zo veel minder, maar toch ervaar ik mijn werk wel als prettiger. Deels komt dit natuurlijk door de vaste aanstelling die ik heb gekregen. Je hebt niet het gevoel op de schopstoel te zitten. Maar daarnaast denk ik ook dat ik de druk als prettiger ervaar omdat ik de dingen doe waarbij mijn hart ligt.

Welke mensen in je professionele omgeving zijn belangrijk geweest en waarom?
Mijn voormalig afdelingshoofd Anatomie & Neurowetenschappen was een echte mentor als het gaat om docentschap. Mijn huidige afdelingshoofd en sectieleider is ook heel belangrijk geweest. Hij was degene die herkende dat ik het moeilijk vond om alles tegelijk goed te doen. Hij gaf me een kans om de balans meer naar onderwijs te verschuiven, en hij gaf me vooral ook het gevoel dat hij achter me stond en me steunde.
Binnen het onderwijs zelf is de opleidingsdirecteur heel belangrijk. Zij zorgt ervoor dat ik me kan ontplooien.

Wat zijn voor jou essentiële eigenschappen die in het huidige systeem onvoldoende aandacht krijgen?
In het onderwijs (en ook in het onderzoek) is het belangrijk dat je een inspirerende en motiverende invloed hebt op studenten. Dat wordt naar mijn idee nog niet voldoende onderkend. Ik heb zelf bijvoorbeeld onlangs twee onderwijsprijzen gewonnen. Prijzen die door studenten zelf uitgereikt worden. Dat voelt als een enorme erkenning, maar bij de evaluatie vanuit de faculteit wordt niet gekeken of je een inspirerende docent bent. Ook in bredere zin wordt de kwaliteit van het onderwijs dat je geeft onvoldoende meegewogen. Dat zou ik graag terug willen zien in mijn eigen evaluatie. Ten slotte vind ik het belangrijk dat leidinggevenden hun medewerkers steunen. Dat heeft voor mij veel betekend, dat je voelt dat mensen achter je staan en uitspreken dat ze trots zijn op wat je doet.

Voel je je gewaardeerd in je werk? En wat draagt daaraan bij?
Ik voel me zeker gewaardeerd, specifiek in de situatie waarin ik nu terechtgekomen ben. Doordat ik de dingen doe waarbij mijn hart ligt, ben ik er ook goed in. Als postdoc moest ik echt vechten om erkenning en waardering te krijgen.

‘ik word niet afgerekend op mijn onderzoek, dus ik kan kiezen welk onderwerp ik het leukste vind en met wie ik het liefste samenwerk. hierdoor heb ik er altijd zin in.’

Je moest je continu bewijzen. Het was eigenlijk een soort gevoel van: ‘alleen als je het goed doet, mag je blijven’. In mijn huidige positie ervaar ik meer een onvoorwaardelijke houding: ‘jij doet je werk goed en we willen jou hebben’. Hierdoor voel ik minder de drang om mezelf te bewijzen, en ook meer blijheid.

Los van promotie op de academische ladder geeft het mijzelf een gevoel van waardering als ik om raad gevraagd word, of mensen mij ergens bij betrekken. Dan heb ik het idee iets te kunnen bijdragen. Ook een vast contract is een vorm van erkenning: er wordt voor je gezorgd. Ten slotte is zeggenschap over processen waar je bij betrokken bent, aan tafel zitten voordat er echt iets wordt besloten, ook een vorm van waardering.

Welke agendapunten op het gebied van erkennen en waarderen verdienen wat jou betreft prioriteit?
Diversiteit in profielen staat voor mij wel echt voorop. Aandacht voor persoonlijke talenten en mensen in hun kracht zetten. Geen verlies van energie aan zaken die minder vanzelf gaan omdat het vink lijstje dat van je vraagt. Ruimte om bijvoorbeeld met een team mee te werken aan een wetenschappelijk artikel, maar ervoor te kiezen dat te doen als ‘simpele’ coauteur. Op deze manier krijg ik wel de kans om mijn wetenschappelijke expertise te delen.

Dit interview maakt onderdeel uit van de De Jonge Akademie publicatie ‘Goed voorbeeld doet goed volgen – het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie’. Het interview is met toestemming doorgeplaatst. De hele publicatie is te downloaden op de website van KNAW.