Dr. ir. Matthan Caan, assistant professor, Artificial Intelligence in Medical Imaging, Amsterdam UMC [AMC]. Matthan Caan is blij met de kansen die hem geboden werden om zich te ontplooien, ook in een ondersteunende rol. Zijn leidinggevende hielp hem om zijn bescheidenheid te overwinnen.
Als je terugkijkt op je carrière tot nu toe, vind je dan dat je het gebaande pad hebt bewandeld?
Ik heb een alternatieve route gevolgd. Na mijn promotie ben ik voor de helft van mijn tijd als postdoc gaan werken en in de andere helft verleende ik ondersteuning bij onderzoek en onderwijs. In eerste instantie kreeg ik een contract voor vier jaar en vervolgens nogmaals voor vier jaar. Tijdens deze aanstelling heb ik heel veel meegewerkt aan publicaties, samenwerkingen opgezet en meegedaan met klinische partners. Ik heb ook kansen gegrepen door zomerscholen en masterclasses op te zetten. Wat ik in deze periode niet heb gedaan, is als postdoc naar het buitenland gaan, ook heb ik geen Veni of Vidi aangevraagd.
Anderhalf jaar geleden werd mij een positie als UD aangeboden en ben ik van afdeling gewisseld. Momenteel besteed ik mijn tijd voor zestig procent aan onderzoek en voor veertig procent aan onderwijs. Ik doe onderzoek naar hoe artificiële intelligentie kan worden ingezet om de procedure waarmee MRIscans worden gemaakt te versnellen. Ook kijk ik naar de toepassing ervan in verschillende ziektebeelden. Ik begeleid acht promovendi en twee postdocs en ben coördinator van twee vakken.
Ben je tevreden met de plek die je nu hebt?
Ja, ik ben heel tevreden. Als UD heb ik een vast contract, dat geeft vertrouwen. Ook is het fijn dat ik vrijheid heb om het onderzoek en onderwijs in te vullen, dat ik niet in een mal geperst word. Het moet wel passen binnen de strategie van de afdeling, maar daar wordt voor gezorgd doordat iedereen aan een UHD is gekoppeld, die die inbedding garandeert. Nu ik een vaste positie heb, kan ik ook werken aan mijn zichtbaarheid, en onderzoeksaanvragen schrijven, niet alleen voor mijzelf maar ook voor anderen in mijn groep. Ik ben blij met de omstandigheden en heb het getroffen met de collega’s. Ik heb wel ambities om door te groeien naar UHD of hoofdonderzoeker. Ik verwacht de komende paar jaar vaker laatste auteur te zijn op papers.
Welke mensen in je professionele omgeving zijn belangrijk geweest en waarom?
Mijn (co)promotoren van de TU Delft die al tijdens de promotie aangaven dat ik ook onderwijs moest geven – ze herkenden mijn talent. Maar ook het afdelingshoofd van Radiologie en mijn directe leidinggevende gedurende mijn postdoc-tijd hebben mij ondersteund.
‘onderzoeksondersteuning is echter superbelangrijk; zonder goede ondersteuning boet onderzoek in aan kwaliteit. daar mag wel wat meer aandacht voor komen.’
Vooral de laatste heeft altijd gezocht naar mogelijkheden om zijn personeel te laten groeien. Ook in de ondersteunende tak waar ik de eerste acht jaar werkte, heerste geen mentaliteit van ‘u vraagt wij draaien’. Dit in tegenstelling tot vergelijkbare afdelingen op andere locaties, waar de intellectuele capaciteiten van de ondersteunende staf dan ook onvoldoende tot hun recht komen. Voor mijn huidige positie kwam ik in beeld via onderwijs, om precies te zijn via een vak dat ik coördineerde, en door een winterschool die ik mede organiseerde. Terwijl ik dat deed had ik niet kunnen bevroeden dat die activiteiten mede tot mijn huidige positie zouden leiden. Sommige inspanningen kunnen onverwachts iets moois opleveren!
Wat zijn voor jou essentiële eigenschappen die in het huidige systeem onvoldoende aandacht krijgen?
Het klinkt misschien gek maar ik kan mensen vaak een luisterend oor bieden. Ze komen daarvoor ook naar mij toe. Dit is een eigenschap die nergens beschreven staat, maar die voor een organisatie wel van waarde is. De vraag is of alle relevante eigenschappen in scores moeten worden uitgedrukt, maar het zou wel mooi zijn als zoiets wordt opgepikt. Ook denk ik dat het goed is om een soort leermeester gezelrelatie meer op de voorgrond te zetten.
Als ik zelf terugkijk op mijn positie in het team voor onderzoeksondersteuning, dan had ik het heel goed getroffen met een visierijk persoon die de groep bestuurde. Ik weet echter dat dit niet overal zo is. Onderzoeksondersteuning is echter superbelangrijk; zonder goede ondersteuning boet onderzoek in aan kwaliteit. Maar mensen die anderen helpen bij hun onderzoek hebben zelf minder tijd om aan publicaties en aanvragen te werken. Dat knelt met de eisen die worden gesteld aan iemand die hoofdonderzoeker wil worden. Het lijkt mij goed als daar meer aandacht voor komt.
Voel je je gewaardeerd in je werk? En wat draagt daaraan bij?
Ik ervaar zeker erkenning en waardering. Wat daarbij helpt, is dat ik altijd voor vol ben aangezien. Persoonlijke waardering uitspreken is belangrijk. Bijvoorbeeld door een opmerking als ‘jij bent een rots in de branding’. Het helpt als een leidinggevende je motiveert om meer ruimte in te nemen. Ik ben zelf nogal bescheiden, waardoor ik vaak denk ‘het komt wel’. Dit blijkt dan ook zo te zijn, maar wat steun om mijn terughoudendheid te overwinnen helpt mij. Dat vraagt leiderschapsvisie.
Tegelijkertijd wil ik ook niet op een positie komen waar ik te ‘groen’ voor ben. Het moet een uitdaging zijn, maar niet een te grote. Dat heeft ook te maken met keuzes die ik thuis maak. Ik hoef geen tachtig uur per week te werken. Als ik terugkijk, had ik misschien wel sneller een vaste aanstelling willen hebben of minder tijd in acquisitie willen steken. Maar hoe ik het pad bewandeld heb, is mijn een eigen keus geweest en ik denk dat het voor mij ook goed heeft gewerkt. Er is voldoende uitdaging geweest onderweg. Ik heb kunnen groeien en dat is gewaardeerd.
Welke agendapunten op het gebied van erkennen en waarderen verdienen wat jou betreft prioriteit?
Het belangrijkste verbeterpunt is wat mij betreft de waardering voor onderwijsinspanningen. Ook diversificatie is essentieel, evenals aandacht voor mensen die niet verder willen doorgroeien. Hoe zorg je ervoor dat je deze mensen toch voldoende erkenning en waardering geeft? Ten slotte vind ik de verdeling van het onderzoeksgeld belangrijk. Misschien moet er meer onderzoeksgeld via de eerste geldstroom gaan, voor de continuïteit van onderzoekslijnen.
Dit interview maakt onderdeel uit van de De Jonge Akademie publicatie ‘Goed voorbeeld doet goed volgen – het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie’. Het interview is met toestemming doorgeplaatst. De hele publicatie is te downloaden op de website van KNAW.
Leave a Reply