Page 3 of 5

Dutch: ‘waarom kunnen we geen verschillende soorten hoogleraren hebben?’

Dr. Simone van der Burg, senioronderzoeker ethiek, Wageningen University & Research. Simone van der Burg liep er in haar positie bij een UMC tegenaan dat de eisen die aan haar werk werden gesteld waren ontleend aan de medische wetenschap en niet pasten bij haar eigen vakgebied. In een nieuwe functie wordt ze beter op waarde geschat.

Als je terugkijkt op je carrière tot nu toe, vind je dan dat je het gebaande pad hebt bewandeld?
Ik denk het niet. Al vroeg in mijn carrière, nog voor mijn promotie, kwam ik erachter dat ik moest kiezen tussen ‘publieksfilosofie’ en meer ‘academische filosofie’, hoewel ik het er eigenlijk niet mee eens ben dat dit onderscheid wordt gemaakt. Ik heb me altijd sterk ingezet voor publieksfilosofie, vooral aan het begin van mijn loopbaan. Zo heb ik meegewerkt aan een educatieve televisieserie, heb ik de Nacht van de Filosofie mede opgezet, was ik actief in filosofische cafés en publiceerde ik veel in kranten en in Filosofie Magazine. Ik deed dat omdat ik het belangrijk vind om met elkaar in gesprek te gaan, om de tijdgeest te kunnen duiden. Maar ik merkte dat deze publieksgerichte activiteiten niet meetelden aan de universiteit. Daar ging het om onderzoeksgeld binnenhalen en publiceren in internationale tijdschriften. Om die reden heb ik er later voor gekozen om minder aandacht te besteden aan publieksfilosofie. Vervolgens heb ik als postdoc eigenlijk alles gedaan wat men verwacht.

Toen kwam de financiële crisis en werden bij de universiteit waar ik toen werkte alle tijdelijke aanstellingen niet verlengd. Wel kon ik als senioronderzoeker terecht bij een universitair medisch centrum. Ook daar had ik al vrij snel projecten binnengehaald, maar ik liep als alfaonderzoeker aan tegen hun ‘one-size fits all’ eisenpakket. Voor een alfa is een impactscore van 2.5 bijvoorbeeld al vrij hoog, terwijl medische wetenschappers een impactscore van 5 erg laag vinden. Ik ben daarin meegegaan en richtte me op een ander type tijdschriften, met een hogere impactfactor.

Toch ging dit op een gegeven moment wringen. Mijn oorspronkelijke vakgebied raakte ik kwijt. Succesvolle acquisitie en grote sommen aan onderzoeksgeld binnenhalen was ook van belang in die medische omgeving. Waar het voor medische wetenschappers best gebruikelijk is om een miljoen aan te vragen in verband met apparatuur die je nodig hebt, is een of twee ton voor een alfawetenschapper heel normaal. Daarnaast wist ik aanvankelijk ook niet goed hoe het systeem werkt. Ik wist bijvoorbeeld niet dat jouw naam ook echt als projectleider genoteerd moet staan om ‘punten’ te scoren, en dat het een heel competitief spel is. Ik werd hierin niet begeleid, integendeel. Voor mij was het dus moeilijk om aan de formele succescriteria te voldoen, ook al deed ik mijn werk heel goed en werd dit ook door verschillende mensen erkend. Uiteindelijk ben ik dan ook geen hoofdonderzoeker geworden en wilde ik graag vertrekken van deze werkplek, ook om andere redenen.

Ben je tevreden met de plek die je nu hebt?
Waar ik bij mijn vorige werkplek altijd het idee had dat ik slechts getolereerd werd om mijn middelmatige prestaties, werd op mijn nieuwe werkplek erkend dat ik het volgens de normen van mijn eigen vakgebied goed doe. Dat voelde fijn. Ook kreeg ik snel een vast contract. Dat was prettig en gaf vertrouwen. Wat ik ook heel fijn vind aan mijn huidige werkplek is dat verschillende soorten publicaties meetellen. Dus niet alleen de internationale, maar ook Nederlandstalige. Ook wordt er goed samengewerkt, iets wat ik belangrijk vind in de wetenschap, want je bouwt toch samen kennis en een gedachtegoed op. In mijn vorige baan was samenwerken lastig; de competitieve sfeer had de overhand. Wat ik minder aantrekkelijk vind in mijn huidige baan, is dat de functie van senioronderzoeker het hoogst haalbare is. Ik kan hier geen hoogleraar worden.

Nu is dat is ook niet mijn voornaamste drijfveer in de wetenschap, ik wil vooral goed onderzoek kunnen doen. Maar het heeft me wel aan het denken gezet. Waarom zouden we niet een model kunnen creëren met verschillende soorten hoogleraren? Sommige meer academisch gericht, andere meer op maatschappelijke vraagstukken? Welke mensen in je professionele omgeving zijn belangrijk geweest en waarom?

Tijdens mijn periode als postdoc had ik een collega die het sterk stimuleerde dat je als onderzoekers samen verder komt met bepaalde ideeën. Dat vond ik heel inspirerend en ik probeer dat in mijn huidige baan nu zelf ook toe te passen. Voor de rest heb ik het idee dat ik vooral een ‘overlever’ ben, en dat ik op eigen kracht zorg dat ik er kom. Omdat ik zelf door schade en schande wijs ben geworden, zou ik het goed vinden als UD’s en UHD’s meteen bij aanvang van hun aanstelling een mentor krijgen, die hen wegwijs kan maken en kan adviseren. Die mentor moet onafhankelijk zijn, dus niet de leidinggevende die mogelijk botsende belangen heeft.

Wat zijn voor jou essentiële eigenschappen die in het huidige systeem
onvoldoende aandacht krijgen?

Kunnen samenwerken om de wetenschap vooruit te helpen vind ik als gezegd belangrijk. Het huidige systeem staat samenwerken in de weg, omdat iedereen graag de eer naar zich toe wil trekken. Mensen die goed kunnen luisteren, of die anderen met elkaar in contact brengen, worden ook niet altijd gezien. En sociale impact blijft soms verborgen. Als ik bijvoorbeel een workshop organiseer waar allerlei stakeholders elkaar ontmoeten en leren over ethische aspecten van een nieuwe technologie, kan dit heel veel maatschappelijke impact hebben. Maar dit type werk is een beetje onzichtbaar, het wordt niet echt meegenomen in de huidige beoordelingssystemen.

‘ik zou het goed vinden als ud’s en uhd’s meteen bij aanvang van hun aanstelling een mentor krijgen, die hen wegwijs kan maken en kan adviseren.’

Ook vind ik dat boeken schrijven mee moet tellen, in plaats van alleen artikelen in internationale tijdschriften. Iemand als Hans Achterhuis, die én boeken schrijft, én stukken voor de krant, maar ook wetenschappelijke artikelen, die vind ik inspirerend. Doordat het systeem alleen maar gericht is op internationale tijdschriften gaat er mijns inziens veel expertise verloren die zou kunnen helpen om actuele vraagstukken in onze samenleving te analyseren.

Welke agendapunten op het gebied van erkennen en waarderen verdienen wat jou betreft prioriteit?
Waar ik in ieder geval voor zou willen pleiten is minder autoriteit voor een hoogleraar. Ik heb zelf ervaren dat het je erg kan tegenwerken als je het niet zo goed kunt vinden met een hoogleraar waarvan je afhankelijk bent. En als UD en UHD doe je in principe al alles zelf, dus waarom zou jij bijvoorbeeld geen promotierecht hebben? Daarnaast heeft voor mij een hervorming van het systeem waarmee onderzoeksgeld wordt verdeeld prioriteit. Ik heb onlangs het schrijven van een onderzoeksvoorstel door een internationaal consortium gecoördineerd. Samen met iemand anders was ik in de laatste fase echt een 24-uurs schrijfdienst. Stel dat veertig consortia dat zo doen, en slechts één consortium wordt beloond. Dat is echt verspilde moeite en kost ook enorm veel geld, dat ook aan onderzoek kan worden besteed. Dus ik zou willen pleiten voor een systeem waarin onderzoeksgeld via diverse kanalen wordt verspreid en minder investering vooraf vergt. Wel moet er iets van competitie in blijven, dat stimuleert mensen om het beste uit henzelf en het project te halen. Maar nu slaat het door.

Dit interview maakt onderdeel uit van de De Jonge Akademie publicatie ‘Goed voorbeeld doet goed volgen – het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie’. Het interview is met toestemming doorgeplaatst. De hele publicatie is te downloaden op de website van KNAW.

Dutch: ‘ik voel minder bewijsdrang, en meer blijheid’

Dr. Geert Schenk, assistant professor, Anatomie en Neurowetenschappen, Amsterdam UMC [VUmc]. Geert Schenk vond het lastig om onderwijs en onderzoek te combineren. Zijn leidinggevende zag dat en bood hem een onderwijspositie. Geert is sindsdien beter geworden in onderwijs én onderzoek.

Als je terugkijkt op je carrière tot nu toe, vind je dan dat je het gebaande pad hebt bewandeld?
Ik zou zeggen dat ik een alternatieve route heb gevolgd, hoewel ik wel begonnen ben op het traditionele pad. Na mijn promotie heb ik in totaal zeven jaar als postdoc gewerkt. Drie jaar bij één universiteit, toen naar een andere universiteit voor een eenjarige postdocperiode. Die aanstelling kon alleen verlengd worden als ik zelf financiering binnenhaalde. Dat is niet gelukt. Toen ben ik naar een andere afdeling gegaan, waar ik vervolgens ook drie jaar als postdoc heb gewerkt.

Op die laatste plek ben ik veel met onderwijs in aanraking gekomen en ik merkte dat ik dat heel leuk vond om te doen. Ik trok onderwijstaken zoals coördinatorschappen naar me toe. Maar ik vond het heel lastig om onderzoek en onderwijs te combineren. Toen kwam de vraag van mijn afdelingshoofd of ik niet liever meer focus op het onderwijs wilde leggen, om me in die richting te specialiseren. Ik kon dan een positie krijgen als staflid. Daar heb ik best even over na moeten denken. Als je voor onderwijs kiest, doe je dan niet een stapje terug? Dat wilde ik eigenlijk niet. Ik zag mezelf als onderzoeker en niet als onderwijzer. Uiteindelijk heb ik toch ja gezegd. Daarmee verliet ik het reguliere academische pad om carrière te maken in het onderwijs. Dat is een goede beslissing geweest.

Ben je tevreden met de plek die je nu hebt?
Enorm. Ik vind het heel erg leuk wat ik doe en wil daarin graag excelleren. Ik pak alle kansen die ik krijg. Ondertussen heb ik een basiskwalificatie en een seniorkwalificatie voor het onderwijs gehaald. Naast het geven en coördineren van onderwijs ben ik ook meer gaan ‘uitzoomen’. Ik kijk bijvoorbeeld kritisch naar het curriculum als geheel. Tegelijkertijd kan ik ook nog onderzoek doen; mijn aanstelling betreft voor zestig procent onderwijs en voor veertig procent onderzoek. Ik word niet afgerekend op het onderzoek, dus ik kan kiezen welk onderwerp ik het leukste vind, met wie ik het liefste samenwerk etc. Hierdoor heb ik altijd zin om aan mijn onderzoek te werken. Het mes snijdt dus aan twee kanten: ik word zowel beter in onderwijs als in onderzoek.

Als ik nu terugdenk aan mijn tijd als postdoc, besef ik dat ik altijd een enorme druk voelde om te presteren als onderzoeker. Nu heb ik ook druk, en misschien niet eens zo veel minder, maar toch ervaar ik mijn werk wel als prettiger. Deels komt dit natuurlijk door de vaste aanstelling die ik heb gekregen. Je hebt niet het gevoel op de schopstoel te zitten. Maar daarnaast denk ik ook dat ik de druk als prettiger ervaar omdat ik de dingen doe waarbij mijn hart ligt.

Welke mensen in je professionele omgeving zijn belangrijk geweest en waarom?
Mijn voormalig afdelingshoofd Anatomie & Neurowetenschappen was een echte mentor als het gaat om docentschap. Mijn huidige afdelingshoofd en sectieleider is ook heel belangrijk geweest. Hij was degene die herkende dat ik het moeilijk vond om alles tegelijk goed te doen. Hij gaf me een kans om de balans meer naar onderwijs te verschuiven, en hij gaf me vooral ook het gevoel dat hij achter me stond en me steunde.
Binnen het onderwijs zelf is de opleidingsdirecteur heel belangrijk. Zij zorgt ervoor dat ik me kan ontplooien.

Wat zijn voor jou essentiële eigenschappen die in het huidige systeem onvoldoende aandacht krijgen?
In het onderwijs (en ook in het onderzoek) is het belangrijk dat je een inspirerende en motiverende invloed hebt op studenten. Dat wordt naar mijn idee nog niet voldoende onderkend. Ik heb zelf bijvoorbeeld onlangs twee onderwijsprijzen gewonnen. Prijzen die door studenten zelf uitgereikt worden. Dat voelt als een enorme erkenning, maar bij de evaluatie vanuit de faculteit wordt niet gekeken of je een inspirerende docent bent. Ook in bredere zin wordt de kwaliteit van het onderwijs dat je geeft onvoldoende meegewogen. Dat zou ik graag terug willen zien in mijn eigen evaluatie. Ten slotte vind ik het belangrijk dat leidinggevenden hun medewerkers steunen. Dat heeft voor mij veel betekend, dat je voelt dat mensen achter je staan en uitspreken dat ze trots zijn op wat je doet.

Voel je je gewaardeerd in je werk? En wat draagt daaraan bij?
Ik voel me zeker gewaardeerd, specifiek in de situatie waarin ik nu terechtgekomen ben. Doordat ik de dingen doe waarbij mijn hart ligt, ben ik er ook goed in. Als postdoc moest ik echt vechten om erkenning en waardering te krijgen.

‘ik word niet afgerekend op mijn onderzoek, dus ik kan kiezen welk onderwerp ik het leukste vind en met wie ik het liefste samenwerk. hierdoor heb ik er altijd zin in.’

Je moest je continu bewijzen. Het was eigenlijk een soort gevoel van: ‘alleen als je het goed doet, mag je blijven’. In mijn huidige positie ervaar ik meer een onvoorwaardelijke houding: ‘jij doet je werk goed en we willen jou hebben’. Hierdoor voel ik minder de drang om mezelf te bewijzen, en ook meer blijheid.

Los van promotie op de academische ladder geeft het mijzelf een gevoel van waardering als ik om raad gevraagd word, of mensen mij ergens bij betrekken. Dan heb ik het idee iets te kunnen bijdragen. Ook een vast contract is een vorm van erkenning: er wordt voor je gezorgd. Ten slotte is zeggenschap over processen waar je bij betrokken bent, aan tafel zitten voordat er echt iets wordt besloten, ook een vorm van waardering.

Welke agendapunten op het gebied van erkennen en waarderen verdienen wat jou betreft prioriteit?
Diversiteit in profielen staat voor mij wel echt voorop. Aandacht voor persoonlijke talenten en mensen in hun kracht zetten. Geen verlies van energie aan zaken die minder vanzelf gaan omdat het vink lijstje dat van je vraagt. Ruimte om bijvoorbeeld met een team mee te werken aan een wetenschappelijk artikel, maar ervoor te kiezen dat te doen als ‘simpele’ coauteur. Op deze manier krijg ik wel de kans om mijn wetenschappelijke expertise te delen.

Dit interview maakt onderdeel uit van de De Jonge Akademie publicatie ‘Goed voorbeeld doet goed volgen – het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie’. Het interview is met toestemming doorgeplaatst. De hele publicatie is te downloaden op de website van KNAW.

Dutch: ‘sommige inspanningen kunnen onverwacht iets moois opleveren’

Dr. ir. Matthan Caan, assistant professor, Artificial Intelligence in Medical Imaging, Amsterdam UMC [AMC]. Matthan Caan is blij met de kansen die hem geboden werden om zich te ontplooien, ook in een ondersteunende rol. Zijn leidinggevende hielp hem om zijn bescheidenheid te overwinnen.

Als je terugkijkt op je carrière tot nu toe, vind je dan dat je het gebaande pad hebt bewandeld?
Ik heb een alternatieve route gevolgd. Na mijn promotie ben ik voor de helft van mijn tijd als postdoc gaan werken en in de andere helft verleende ik ondersteuning bij onderzoek en onderwijs. In eerste instantie kreeg ik een contract voor vier jaar en vervolgens nogmaals voor vier jaar. Tijdens deze aanstelling heb ik heel veel meegewerkt aan publicaties, samenwerkingen opgezet en meegedaan met klinische partners. Ik heb ook kansen gegrepen door zomerscholen en masterclasses op te zetten. Wat ik in deze periode niet heb gedaan, is als postdoc naar het buitenland gaan, ook heb ik geen Veni of Vidi aangevraagd.

Anderhalf jaar geleden werd mij een positie als UD aangeboden en ben ik van afdeling gewisseld. Momenteel besteed ik mijn tijd voor zestig procent aan onderzoek en voor veertig procent aan onderwijs. Ik doe onderzoek naar hoe artificiële intelligentie kan worden ingezet om de procedure waarmee MRIscans worden gemaakt te versnellen. Ook kijk ik naar de toepassing ervan in verschillende ziektebeelden. Ik begeleid acht promovendi en twee postdocs en ben coördinator van twee vakken.

Ben je tevreden met de plek die je nu hebt?
Ja, ik ben heel tevreden. Als UD heb ik een vast contract, dat geeft vertrouwen. Ook is het fijn dat ik vrijheid heb om het onderzoek en onderwijs in te vullen, dat ik niet in een mal geperst word. Het moet wel passen binnen de strategie van de afdeling, maar daar wordt voor gezorgd doordat iedereen aan een UHD is gekoppeld, die die inbedding garandeert. Nu ik een vaste positie heb, kan ik ook werken aan mijn zichtbaarheid, en onderzoeksaanvragen schrijven, niet alleen voor mijzelf maar ook voor anderen in mijn groep. Ik ben blij met de omstandigheden en heb het getroffen met de collega’s. Ik heb wel ambities om door te groeien naar UHD of hoofdonderzoeker. Ik verwacht de komende paar jaar vaker laatste auteur te zijn op papers.

Welke mensen in je professionele omgeving zijn belangrijk geweest en waarom?
Mijn (co)promotoren van de TU Delft die al tijdens de promotie aangaven dat ik ook onderwijs moest geven – ze herkenden mijn talent. Maar ook het afdelingshoofd van Radiologie en mijn directe leidinggevende gedurende mijn postdoc-tijd hebben mij ondersteund.

‘onderzoeksondersteuning is echter superbelangrijk; zonder goede ondersteuning boet onderzoek in aan kwaliteit. daar mag wel wat meer aandacht voor komen.’

Vooral de laatste heeft altijd gezocht naar mogelijkheden om zijn personeel te laten groeien. Ook in de ondersteunende tak waar ik de eerste acht jaar werkte, heerste geen mentaliteit van ‘u vraagt wij draaien’. Dit in tegenstelling tot vergelijkbare afdelingen op andere locaties, waar de intellectuele capaciteiten van de ondersteunende staf dan ook onvoldoende tot hun recht komen. Voor mijn huidige positie kwam ik in beeld via onderwijs, om precies te zijn via een vak dat ik coördineerde, en door een winterschool die ik mede organiseerde. Terwijl ik dat deed had ik niet kunnen bevroeden dat die activiteiten mede tot mijn huidige positie zouden leiden. Sommige inspanningen kunnen onverwachts iets moois opleveren!

Wat zijn voor jou essentiële eigenschappen die in het huidige systeem onvoldoende aandacht krijgen?
Het klinkt misschien gek maar ik kan mensen vaak een luisterend oor bieden. Ze komen daarvoor ook naar mij toe. Dit is een eigenschap die nergens beschreven staat, maar die voor een organisatie wel van waarde is. De vraag is of alle relevante eigenschappen in scores moeten worden uitgedrukt, maar het zou wel mooi zijn als zoiets wordt opgepikt. Ook denk ik dat het goed is om een soort leermeester gezelrelatie meer op de voorgrond te zetten.

Als ik zelf terugkijk op mijn positie in het team voor onderzoeksondersteuning, dan had ik het heel goed getroffen met een visierijk persoon die de groep bestuurde. Ik weet echter dat dit niet overal zo is. Onderzoeksondersteuning is echter superbelangrijk; zonder goede ondersteuning boet onderzoek in aan kwaliteit. Maar mensen die anderen helpen bij hun onderzoek hebben zelf minder tijd om aan publicaties en aanvragen te werken. Dat knelt met de eisen die worden gesteld aan iemand die hoofdonderzoeker wil worden. Het lijkt mij goed als daar meer aandacht voor komt.

Voel je je gewaardeerd in je werk? En wat draagt daaraan bij?
Ik ervaar zeker erkenning en waardering. Wat daarbij helpt, is dat ik altijd voor vol ben aangezien. Persoonlijke waardering uitspreken is belangrijk. Bijvoorbeeld door een opmerking als ‘jij bent een rots in de branding’. Het helpt als een leidinggevende je motiveert om meer ruimte in te nemen. Ik ben zelf nogal bescheiden, waardoor ik vaak denk ‘het komt wel’. Dit blijkt dan ook zo te zijn, maar wat steun om mijn terughoudendheid te overwinnen helpt mij. Dat vraagt leiderschapsvisie.

Tegelijkertijd wil ik ook niet op een positie komen waar ik te ‘groen’ voor ben. Het moet een uitdaging zijn, maar niet een te grote. Dat heeft ook te maken met keuzes die ik thuis maak. Ik hoef geen tachtig uur per week te werken. Als ik terugkijk, had ik misschien wel sneller een vaste aanstelling willen hebben of minder tijd in acquisitie willen steken. Maar hoe ik het pad bewandeld heb, is mijn een eigen keus geweest en ik denk dat het voor mij ook goed heeft gewerkt. Er is voldoende uitdaging geweest onderweg. Ik heb kunnen groeien en dat is gewaardeerd.

Welke agendapunten op het gebied van erkennen en waarderen verdienen wat jou betreft prioriteit?
Het belangrijkste verbeterpunt is wat mij betreft de waardering voor onderwijsinspanningen. Ook diversificatie is essentieel, evenals aandacht voor mensen die niet verder willen doorgroeien. Hoe zorg je ervoor dat je deze mensen toch voldoende erkenning en waardering geeft? Ten slotte vind ik de verdeling van het onderzoeksgeld belangrijk. Misschien moet er meer onderzoeksgeld via de eerste geldstroom gaan, voor de continuïteit van onderzoekslijnen.

Dit interview maakt onderdeel uit van de De Jonge Akademie publicatie ‘Goed voorbeeld doet goed volgen – het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie’. Het interview is met toestemming doorgeplaatst. De hele publicatie is te downloaden op de website van KNAW.

Exploring new ways of recognition and reward in science

Siroon Bekkering from Radboudumc reflected on the perception of the profession ‘scientist’ in a blog on the Radboudumc website. Siroon talks about an ‘extra (darker) layer’ that is added what is means to be a scientist. She states that science has becomemore and more dependent on ‘impact’, ‘benefits’ and other measurable things. Studying topics ‘because you want to know how things work’ isn’t a thing anymore. You need papers, preferably with high impact, write personal grants, but also (inter)national collaborations and your name on collaborative grants. You need to go abroad for a while, increase your network, be an editor at a journal, organize conferences and oh, don’t forget the supervision of (PhD) students, teaching classes and an amazing media presence. Scientist need to do it all and need to do it perfectly.

But there is also good news: Dora is here! In this article Siroon explains how the San Fransisco Declearation On Research Assessment (DORA for short) is a starting point for a new way of looking to recognition and rewarding system.

“If science becomes a collaboration between all kinds of different people, we can emphasize each other’s strengths, use it for the team and not try to do everything perfectly ourselves. That will save us time, lift some of the pressure and hopefully will lead us to do more of what we love: explore.”